Abdullah (moge Allah tevreden met hem zijn) heeft overgeleverd:
“Ik heb een nacht met de Boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) gebeden. Hij bleef rechtop staan tot ik aan iets slechts dacht.”
Ze vroegen hem: “En waaraan heb je gedacht?” Hij antwoordde:
“Ik dacht eraan te gaan zitten en de Profeet (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) te laten.”
Deze hadith over de aanbidding van de Profeet (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) laat onder andere zien hoe toegewijd de metgezellen aan de Profeet (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) waren. Ze wilden voortdurend in de buurt van hem blijven en hem volgen in alles wat hij deed. Het zou voor Abdullah (moge Allah tevreden met hem zijn) niet uitmaken als hij was gaan zitten, maar toch beschouwt hij deze gedachte als iets slechts. Een mooie les voor ons vandaag de dag: we zeggen dat we van de Profeet (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem) houden, maar is dat ook daadwerkelijk zo? Is dat te zien aan onze daden? In het volgen van de Boodschapper van Allah (Allah’s vrede en zegeningen zij met hem)?
De hadith is overgeleverd door Bukharie, Muslim en Ibn Maadjah.