De metgezellen zeiden: “O Boodschapper van Allah, de vermogende mensen zijn met de beloningen weggegaan. Zij bidden zoals wij bidden, zij vasten zoals wij vasten en geven liefdadigheid uit van hun overtollige bezit.” Hierop zei hij (de Profeet):
“Heeft Allah jullie niet in staat gesteld liefdadigheid te geven? Waarlijk, elke tasbiehah is liefdadigheid (Subhan Allah zeggen), elke takbierah is liefdadigheid (Allahu akbar zeggen), elke tahmiedah is liefdadigheid (Alhamdulillah zeggen) en elke tahlielah is liefdadigheid (Laa ilaha illallah zeggen). Het aansporen tot het goede is liefdadigheid, het weerhouden van het verwerpelijke is liefdadigheid en de geslachtsdaad van eenieder van jullie is liefdadigheid (binnen het huwelijk).”
Zij (de metgezellen) vroegen: “O Boodschapper van Allah, iemand van ons bevredigt zijn seksuele begeerten en nog komt hem daarvoor beloning toe?” Hij zei:
“Wat denken jullie als hij het op verboden wijze zou hebben gedaan: zou hem dan geen bestraffing toekomen? Zo komt hem een beloning toe als hij het op de toegestane wijze doet.”
Deze hadith is overgeleverd door Abu Dharr (moge Allah tevreden met hem zijn) van de Boodschapper van Allah (vrede en zegeningen zij met hem) en staat vermeld in Moeslim. Ook staat de hadith vermeld in de 40 hadith Nawawi (nummer 25).